De passie van een molenaar
Zijn passie voor molens stroomt van kinds af aan door zijn aderen en er verschijnt een tinkeling in zijn ogen als hij vol overgave vertelt over het unieke leven als molenaar.
De Nederlandse taal zit vol met uitdrukkingen en gezegden over ’s lands beroemste toeristische trekpleister, maar Björn den Ouden (41) loopt niet met molentjes: hij woont erin. En daarmee is een lang gekoesterde droom voor hem in vervulling gegaan. Binnenkijken in een bijzondere woning op een evenzo bijzondere locatie geeft een zeldzaam beeld van het leven in een Kinderdijkse windmolen. Molenaar Björn den Ouden zit behaaglijk aan de keukentafel van zijn bijzondere woning. Uit zijn mok met versgezette koffie kringelt hete damp omhoog. Door het kleine raam ziet hij hoe de houten rasters van de wieken met regelmatige omwentelingen beurtelings voorbij zoeven. Hond Siem ligt tevreden in zijn mand. Buiten trekt een bescheiden groepje Japanse toeristen voorbij. Zij benutten hun enige kans op het zien van de negentien windmolens langs de boezems van het Unesco Werelderfgoed Kinderdijk ten volle.
Het verbodsbord bij het hek naar de woonmolen laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Zo is ‘verboden toegang’ niet alleen in het Engels, maar ook met Chinese tekens vertaald. “Bittere noodzaak”, vindt Björn. “Chinese toeristen spreken vaak geen Engels en een enkeling meent dat het hier een openluchtmuseum betreft, waar je overal kunt binnenlopen. Dan staan ze opeens midden in je keuken”.
Na een jarenlange wachttijd werd Björn uitverkoren de windmolen uit 1738 te betrekken en als het aan hem ligt gaat hij er nooit meer weg. “Ik heb vijf jaar verbouwd eer ik erin kon en ik woon er ook vijf jaar. De molen verkeerde in slechte staat. Al het hout was verrot en beschimmeld. De badkamer had een bruin zitbad en groene tegeltjes op de muur, die heb ik gemoderniseerd. Ik heb de muren uit de woonkamer gesloopt, zodat er een open ruimte ontstond naar de keuken”.
Bij de inrichting is smaakvol gekozen voor een landelijke sfeer met veel wittinten. De houten vloerdelen zijn vervangen door antieke kloostermoppen en het houtwerk is beschilderd in authentieke kleuren van weleer. “Eigenlijk wilde ik de keuken in oudblauw verven, maar toen ik de ossenbloedrode kleur zag, was ik meteen verkocht”, zegt Björn. Voor het plafond en de muren is gekozen voor een zachtgele tint, afgezet met lichtgroene balken. De keuken heeft een nostalgische uitstraling gekregen, mede door de verzameling “op de kop getikte” oude spullen van groen emaille en waar nu de keukentafel staat was vroeger de bedstee.
Wonen in een molen vraagt enige creativiteit bij de inrichting en levert niet-alledaagse vraagstukken op. “Door de cirkelvormige muren en het geringe oppervlak, kun je maar een beperkt aantal kleine meubels kwijt. Zo heb ik geen ruimte voor een salontafel, dus moet ik mijn kopjes op de grond zetten of in de vensterbank. Dat is in het begin even wennen”, zegt Björn. Evenmin praktisch is het gebrek aan parkeerruimte bij de molen. Familie en vrienden moeten met de auto in de achteruitstand hun weg zien terug vinden over het smalle landweggetje. “Gelukkig hebben we de beschikking over een tractor met trekhaak mocht het misgaan”, zegt de molenaar pragmatisch.
Daarnaast heb je ook te kampen met een eeuwenoude constructie, die nogal wat narigheid oplevert. “De molen is opgetrokken uit ijsselsteentjes en het metselwerk heeft veel holle ruimten. Een eigenschap van deze steensoort is, dat het als een spons werkt. Daardoor loopt het vocht in straaltjes langs de muur. Ik heb een spouwmuur gemaakt en een betonnen vloer gestort. Omdat de molen een monument is, heb ik moeten vechten om toestemming te krijgen. Ook om de muren weg te breken, trouwens. Nu wordt dat niet meer toegestaan. Bij mij is het binnen droog, maar bij andere molens zitten ze bij slecht weer met emmertjes op de trap”.
Leven in een molen is niet voor iedereen weggelegd, weet Björn. “Je moet van rust houden en niet uit de stad komen. Ik ben een polderjongen. Ik houd van het buitenleven en van het wisselen van de seizoenen, maar speciaal van het voorjaar. Als de wieken draaien en ik hoor ze fluiten en zoeven is dat voor mij het ultieme gevoel van ‘thuis’. Dat is het mooiste wat er is”.
Fotografie: Onno Kemperman, Visualis | Tekst: Jacqueline van Dalen